Selecteer een pagina

ARBO-wet De ARBO-wet regelt de zorg voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van personen die voor een werkgever arbeid verrichten. De ARBO-wet legt echter niet alleen de werkgever verplichtingen op, ook voor de werknemer gelden naast rechten een aantal verplichtingen.

De ARBO-wet stelt veel algemene eisen, zoals:

* de werkgever moet zorgen voor een veilige werkplek;

* de werkgever moet zorgen voor voldoende onderricht;

* de werknemer moet ter beschikking staande hulpmiddelen toepassen;

 

* de werknemer moet de veiligheidsinstructies van het bedrijf volgen.

attachment

Werkgever moet hulpmiddelen ter beschikking stellen, werknemer moet ze op de juiste wijze gebruiken

In het ARBO-besluit worden in enkele artikelen eisen gesteld aan elektrische installaties en werkzaamheden. Aan deze nog vrij algemene bepalingen kan worden voldaan door te werken volgens normen. Niet omdat normen wettelijk verplicht zijn, maar omdat ze de ‘stand van de wetenschap’ weergeven. De ARBO-wet kent in artikel 3 de algemene verplichting dat bij het ARBO-beleid de ‘stand van de wetenschap’ gevolgd moet worden. Voor het werken aan elektrische installaties (laagspanning) geldt de norm NEN 3140:2011.

Werken aan installaties In het Arbo-besluit staan in artikel 3.5 de eisen die worden gesteld aan werkzaamheden aan of nabij elektrische installaties.

ARTIKEL 3.5 ELEKTROTECHNISCHE, BEDIENINGS- EN ANDERE WERKZAAMHEDEN AAN OF NABIJ EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE

1. Elektrotechnische werkzaamheden en bedieningswerkzaamheden die gevaar kunnen opleveren, worden door deskundige, voldoend onderrichte en daartoe bevoegde werknemers uitgevoerd.

2. Een ruimte waarin zich een elektrische installatie voor hoogspanning bevindt waarvan de delen niet of onvoldoende zijn beschermd tegen directe of indirecte aanraking dan wel te dichte nadering, wordt slechts betreden in aanwezigheid van een tweede daartoe bevoegde persoon.

3. Werkzaamheden aan of in de nabijheid van een elektrische installatie worden slechts uitgevoerd, indien de installatie of het gedeelte waaraan of in de nabijheid waarvan wordt gewerkt, spanningsloos is.

4. In aanvulling op het derde lid zijn door de daartoe bevoegde werknemer doeltreffende maatregelen zijn genomen om een gevaarloos verloop van die werkzaamheden te waarborgen.

5. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op werkzaamheden die worden verricht aan of in de nabijheid van een elektrische installatie voor laagspanning, indien: a. de dringende noodzaak van het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden is aangetoond; b. tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven, en c. de installatie tevens geschikt is voor het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden en door de daartoe bevoegde werknemer doeltreffende maatregelen zijn genomen om de aan die werkzaamheden verbonden gevaren te voorkomen.

6. Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing op werkzaamheden die worden uitgevoerd aan of in de nabijheid van een installatie voor hoogspanning, bestaande uit: a. het nemen en opheffen van veiligheidsmaatregelen, waaronder begrepen het met geschikt materieel knippen of schieten van kabels; b. het uitvoeren van metingen en beproevingen, of c. het reinigen van elektrisch materieel

7. Werkzaamheden bestaande uit het reinigen van elektrisch materieel in een elektrische installatie voor hoogspanning als bedoeld in het zesde lid, onder c, worden slechts uitgevoerd, indien: a. tot het uitvoeren van die werkzaamheden door de daartoe bevoegde werknemer uitdrukkelijk opdracht is gegeven; b. gebruik wordt gemaakt van de voor deze werkzaamheden geschikte reinigings- en arbeidsmiddelen c. de werknemers zich met de arbeidsmiddelen waarmee zij fysiek in contact staan, niet behoeven te begeven in de gevarenzone van de installatie of delen daarvan die onder spanning staan. Wat betekent nu dit wetsartikel?

Lid 1 Met lid 1 wordt aangegeven dat het werken aan de installatie alleen gedaan mag worden door werknemers met een schriftelijke bevoegdheid. In de normen heet zo’n schriftelijke bevoegdheid een ‘aanwijzing’. Alleen daar waar er absoluut geen gevaar is, mag ook door personen zonder aanwijzing aan de installatie worden gewerkt. Er is absoluut geen gevaar bij het inschakelen van het licht of het steken van een stekker in een contactdoos. Voor het werken aan installaties, ook als die spanningsloos zijn, is een aanwijzing nodig.

Lid 2 Dit lid gaat over hoogspanning.

Lid 3 Hier is de hoofdregel gegeven: Er mag alleen aan een installatie worden gewerkt als deze spanningsloos is. Verder op, in lid 5, staan de uitzonderingen genoemd.

Lid 4 In lid 4 is aangegeven dat het spanningsloos maken niet voldoende is voor een veilige werksituatie. Er moet worden gezorgd voor een veilig verloop van de werkzaamheden. Dat kan bijvoorbeeld betekenen:

* dat de plaats van spanningsloos maken moet zijn geborgd met een label en/of een slot;

* dat voorkomen wordt dat onbevoegden de ruimte betreden.

Lid 5 In dit lid zijn de uitzonderingen gegeven op de hoofdregel dat spanningsloos gewerkt moet worden. Er mag onder spanning worden gewerkt op voorwaarde dat:

* Er een dringende noodzaak is aangetoond. Dus niet zomaar om dat het handig is, of omdat anders anderen niet kunnen werken. Maar wel als er mensenlevens van af hangen, er een grote economische schade te duchten valt of het milieu anders zwaar vervuild raakt.

* Een daartoe bevoegde werknemer geeft opdracht. Het mag niet de monteur zelf zijn die besluit om onder spanning te werken. Hij moet altijd van een ander opdracht hiertoe gekregen hebben.

* De installatie moet hiervoor geschikt zijn en doeltreffende veiligheidsmaatregelen moeten zijn genomen. Een installatie is niet geschikt als het toepassen van de veiligheidsmaatregelen niet mogelijk is. Bijvoorbeeld omdat de ruimte daarvoor te krap is of omdat het kortsluitvermogen te hoog is.

Lid 6 Dit lid gaat over hoogspanning.

Lid 7 Dit lid gaat over hoogspanning.